de droom van een onafhankelijk limburG
 

WELKOM

IN HET BRONSGROEN EIKENHOUT:

LIMBURG

 

BRIEVEN - BELGISCHE PERIODE (/REVOLUTIE) VAN OOSTELIJK LIMBURG.

(de Belgische revolutie was een geslaagde actie voor de oostelijke Limburgers (hoofdstad Maastricht) om van de 'Hollanders' los te komen, dat was quasi de eerste lichting separatisten)

(niet persé op chronologische volgorde)

(alleen brieven met ook adresseerzijde (zonder adresseerzijde: zie site Documenten (/plattegronden) - belgische periode (/revolutie))

 


 

 

Overlijdensbericht geschreven door Anthoine Raoult gericht aan zijn broer officier Félix-Joseph Raoult (24 mei 1785 te Soignies (B, tussen Brussel en Bergen) - 5 maart 1857 te Luik), 2de luitenant (per 20 oktober 1825) der lichte dragonders (dragons léger) in garnizoen liggend te Maastricht. In de brief deelt Anthoine Félix-Joseph mee dat hun moeder overleden is en verzoekt hem voor haar te bidden en zo snel mogelijk te komen om samen met hen [de familie] te treuren ('afscheid te nemen'). Op 3 november 1830 kreeg hij eervol ontslag uit het 'Hollandse' leger, zoals nog enkele duizenden andere zuiderlingen (in mijn boek Geef Limburg terug! staat hier meer over]. Met een zwarte rechthoekige vertrekstempel van Soignies (op dat moment nog Nederland, een jaar later België) en een rode ronde aankomststempel van Maastricht van 29 juni 1829.

 

Overlijdensbericht van Félix-Joseph Raoult van 3 maart 1857 die op 21 oktober 1831 bevorderd werd tot ritmeester (capitaine) commandant van het Belgische 2de regiment lanciers in het depot te Leuven. Gepensioneerd majoor titulair van de cavalerie. gedecoreerd met de Willemorde (Nederland) en ridder in de Leopoldsorde (België).

 

Krantfragment uit de Opregte Haarlemse Courant van 29 oktober 1825. (bron: KB). Niet alleen onder-officier Raoult wordt bevorderd tot 2de luitenant van het 5de regiment dragonders, maar ook de latere Limburgse separatistenleider baron Jan Lodewijk van Scherpenzeel-Heusch wordt bevorderd tot 1ste luitenant van het 4de regiment dragonders.

 

Koninklijk Besluit van Leopold I van 11 april 1842 over pensioentoewijzing aan Raoult.

 

Krantfragment uit het Algemeen Handelsblad van 9 maart 1857 (Bron: KB) met het overlijdensbericht van Raoult. De in dit artikel vermelde 'graaf de Mérode' is Félix de Mérode, de eveneens in 1857 overleden politicus uit Maastricht [zie mijn boek Geef Limburg terug! voor meer informatie over de oostelijk Limburgse politici in het België van na de revolutie] die uitgroeide tot één van de boegbeelden van het jonge België.

 


 

 

Brief van Jean Palmaert, gedateerd op 9 oktober 1830, aan dhr. Bouchardeau woonachtig in Rochecorbon (Frankrijk, noordoosten van Nantes). In deze brief van de eigentijdse getuige Jean Palmaert beschrijft hij de netelige situatie in Brussel en andere plaatsen in België. In de eerste alinea schrijft hij dat de situatie in België (meer specifiek Brussel) maakt dat het handeldrijven niet mogelijk is en dat hij verwacht dat de onrust nog wel even aan zal houden. In de tweede alinea laat hij doorschemeren dat de ontvanger wellicht in de kranten reeds gelezen heeft wat er in Brussel gaande is en dat hij tot zijn spijt moet meedelen dat de respectabele families zijn geruïneerd door plunderingen en branden. Zijn familie is nog niet betroffen en het is momenteel rustig in Brussel en omgeving, echter de Hollandse troepen hebben Mechelen, Antwerpen en andere steden bezet. Dat laatste maakt hun situatie kritiek. Deze briefschrijver is niet zomaar een willekeurige briefschrijver. In het in 1830 in Amsterdam verschenen boekje 'Kort verhaal der voornaamste gebeurtenissen voorgevallen binnen Brussel' valt te lezen dat Jean Palmaert mede-ondertekenaar is van een bidbrief van 28 augustus 1830 (aan Willem I om de Staten-Generaal bijeen te roepen) naast tal van klinkende namen die later de regering, het Nationaal Congres en de Kamer van Volksvertegenwoordigers zouden vereren met hun aanwezigheid. Op dat moment (28 augustus) heeft Palmaert nog de positie van majoor van de Brusselse burgerwacht. Op 30 augustus 1830 werd uit het midden van de ondertekenaars een afvaardiging van Brussel naar Den Haag gestuurd om Willem I van de ongenoegens van de zuiderlingen op de hoogte te stellen. De rest is historie..... In de Duitse krant Allgemeine Zeitung (uit München) van 9 oktober 1830, overgenomen uit de Brusselse krant Courier des Pays Bas, is te lezen dat Palmaert door de Provisorische Regering (België heeft 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid uitgeroepen) is bevorderd tot paleisgouverneur (generaalsrang van de lijfgarde). Omdat de poststempel van Brussel 9 oktober aangeeft (zie hieronder), heeft Palmaert deze brief naar alle waarschijnlijkheid toch geschreven als paleisgouverneur, ook al ondertekent hij gewoon met zijn naam.

De adresserzijde van de vouwbrief, met een rode ronde vertrekstempel van Brussel van 9 oktober 1830. Rechts ervan de rode stempel met de letters L.P.B. (Lettre Pays Bas), die er van Franse zijde op gezet is om aan te geven dat het hier om een binnenkomende brief uit de Nederlanden gaat (het Voorlopig Bewind in Brussel had weliswaar op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid uitgeroepen, maar dat was nog niet via een verdrag bevestigd). De donkerrode rayonstempel 2 R betekent 2de rayon (Limburg lag volledig in het derde rayon) en is er van Belgische zijde op gezet ter verrekening van de port (want Frankrijk heeft nooit teilfranko c.q. bovenport geaccepteerd, van welk aangrenzend land dan ook (alleen bij aangrenzende landen is bovenport aan de orde, de postverwerking wordt hierbij wisselverkeer genoemd)). Daartoe had Frankrijk het rayonsysteem met de naburige landen. Departementstempel 1 D duidt op premier Departement en geldt aan de Franse zijde. Tot slot staat er nog de zwarte ronde aankomststempel op van 12 oktober 1830.

 

 

 

Authentieke brief van 28 augustus 1830 van jurist Frédéric de Dobbeleer uit Brussel. Een aparte brief omdat het hier niet, zoals gebruikelijk, om een conversatie tussen twee personen gaat maar om een briefwisseling tussen meerdere personen (Frédéric, zijn broer en advocaat Félix, zijn zus Adèle, zijn vader en zijn peet-oom (ingenieur bij de openbare werken)). In elke brief wordt antwoord gegeven op het comentaar van de anderen in een eerdere brief. Dat het daardoor druk werd in de brieven is vooral te zien aan de kalkpapieren brief uit november 1830, zie beneden. In de brief hier van 28 augustus gaat het onder andere over de revolutie, die op dat moment een climax kent na de opvoering drie dagen eerder op 25 augustus van de nationalistische opera La Muette de Portici (over de Napolitaanse opstand tegen de Spaanse overheersing) in het Munttheater te Brussel. Hierover is in dat jaar een zilveren medaille geslagen. Het is fascinerend om een tijdgetuige aan het woord te hebben die vanuit zijn perspectief de gebeurtenissen becommentarieerd. Let wel, het gaat hier om iemand uit een familie van notabelen (die beschermd door de burgerwacht) aanvankelijk op de hand van Willem I waren, maar gaandeweg de kampen wisselden. In een andere brief, die ik niet heb, werd wel nog door zijn vader aan Frédéric de tip gegeven om zich in te laten schrijven als burger van Londen om zo de dienstplicht (in het Hollandse leger) te ontlopen. Zo ging dat in die kringen (immers geen op zich staand geval). Voorts is het commentaar over de revolutie: zijn vader: "depuis 5 heures du matin, je parcours Bruxelles pour m’assurer si tout était tranquille; tout ce que dit 'Le Journal de la Belgique' est vrai mais 'Le Courrier' d’hier a tout exagéré pour que les journaux étrangers, le copiant, vous induisent en erreur" en zijn zus: "je ne sais si vous avez déjà appris quelque chose des troubles qui ont eu lieu ici, ils ont été forts grands mais 'Le Courrier' qui exagère toujours aurait bien fait croire que tout était à feu et à sang…soyez tranquille, tout et fini et aussi calme qu’à votre départ…". Natuurlijk maakte men zich zorgen over de ontwikkelingen, maar ook de kranten Le Journal de la Belgique (sinds 1814) uit Brussel en de Luikse Courier de la Meuse met Maastrichtse redacteur Pierre Kersten (sinds 1820) werden op de voet gevolgd, waarbij laatstgenoemde krant verweten werd te overdrijven. In die tijd werd het nieuws gedeeld via de postkoetsen en aldus was men niet altijd realtime op de hoogte. Bovendien (zoals in revolutie en oorlog nu eenmaal gebruikelijk) werd het nieuws aangedikt en diende als propaganda. In geval van La Courier de la Meuse is bekend dat ze zich aan de zijde van de opstandelingen schaarde. Kersten was overigens zelf een Limburgse separatist van de eerste lichting rond 1828!

 

 

Authentieke brief van 21 november 1830 van jurist Frédéric de Dobbeleer uit Brussel (boven en beneden) naar Boulogne sur Mer (Frankrijk). Met rode vertrekstempel van Brussel van 23 november 1830. Voorts de letters P.P. (Port Paye) en ook nog eens de rode stempel P P Bruxelles. De briefschrijver heeft erop geschreven: affranchie (te frankeren). Er staat ook het totaalbedrag op dat aan port moet worden betaald. Des te vreemder de rode stempels van Belgische zijde P.P. en P P Bruxelles. Met een zwarte aankomststempel naast de lakzegel van Bologne (sur Mer, Frankrijk) van 8 december 1830. De brief is dus vrij lang onderweg geweest. Er staat ook nog een zwarte ovale stempel op, waarop alleen 'LE POSTE' nog goed leesbaar is en gezien de aard van de stempel vrijwel zeker van een particuliere vervoerder is. De andere ronde zwarte stempel zal een entreestempel van een Frans grenskantoor zijn. Wederom gaat het over de revolutie: "Tous les habitants de cette ville, sous le titre de Garde Urbaine (stadswacht), passent en ce moment une grande revue sur la Place Royale, j’en suis exempté (invalide)…" en "…rendez grâce à Dieu car il y a tant de malheureux à Bruxelles et à Anvers, il a épargné votre famille et celles de vos compagnons - rappel de la mort accidentelle de Van Berckem…vous me dites qu’autrefois les étudiants de Bruxelles ont du partir de Bologne…mais c’était sous le régime de la terreur, nous n’avons plus cela à craindre, nous avons appris par l’expérience, le calme est déjà rétabli et on discute froidement en notre Congrès quelle forme de Gouvernement on va adopter. Le grand nombre est pour une monarchie constitutionnelle, il y en a très peu pour la république", voorts "P.S. Je viens de lire dans la gazette officielle qu’il y a uns suspension d’armes illimitée…Notre Congrès National vient de décider à la majorité de 174 voix contre 13 que nous aurons un gouvernement monarchique constitutionnel, demain on va discuter du choix d’un monarque, on nomme trois concurrents : 1) Le Prince Charles d’Autriche, notre ex-gouverneur, 2) Le prince d’Orange et 3) le Comte de Mérode…". De angst is voorbij en het vertrouwen in de toekomst krijgt gestalte in deze woorden van Frédéric, die verder meldt dat het Nationaal Congres (het wetgevende orgaan cq. overgangsparlement) 174 tegen 13 stemmen heeft besloten om een constitutionele monarchie in te stellen. Als kandidaat-monarchen noemt hij Erzherzog Karl Ludwig von Österreich (ex-gouverneur van België eind 18de eeuw, prins Willem Fredrik van Oranje (latere Willem II) en.... Maastrichtenaar en separatist graaf Félix de Mérode. Uiteindelijk werd het echter geen van deze, doch de voor de Britten, Fransen, Pruisen, Oostenrijkers en Russen acceptabele kandidaat Leopold von Sachsen-Coburg. Zo werd Willem I op zijn troon gezet door de Britten, omdat hij vooral een ideale kandidaat was voor de Britten en Pruisen (Frankrijk had als verliezende partij in 1815 geen inbreng). De vijf grootmachten bepaalden in die tijd altijd het Europese toneel en zeker voor wat betreft de Lage Landen als buffergebied cq. bufferstaat tussen drie van de vijf grootmachten Groot-Brittannië, Frankrijk en Pruisen cq. Duitsche Bond later.

 

 

 

 

Achterzijde van een ronduit aparte brief over een factuur, met een vertrekstempel van Marseille van 16 augustus 1830. De briefschrijver, naam moeilijk te ontcijferen, kon onmogelijk weten dat er begin augustus 1830 (en niet pas 25 augustus zoals Wikipedia weer eens verkeerd weergeeft, as usual) reeds onlusten waren in Brussel en het begin van de revolutie al in volle gang was. Desondanks een unieke brief. Immers de brief kwam aan in Brussel op 22 augustus, midden in de revolutie die drie dagen later zijn climax zou bereiken na de opvoering van de opera La Muerte de Portici in het Munttheater in Brussel. Op de brief boven staat de entreestempel van het grenskantoor Bergen (in het Frans: Mons) ten zuiden van Brussel aan de grens met Frankrijk. De rode letters aan de adresseerzijde zijn qua betekenis onduidelijk. Het getal geeft de te betalen port aan. Hier beneden een scan van de voorkant van deze brief. De inhoud van de brief aan de binnenzijde is niet ingescand voor deze website.

 

De voorzijde van de brief. Brussel was toen nog deel van de Verenigde Nederlanden.

 

 

Aparte militariabrief uit 1834 van de hand van kolonel Jacques Rudolphe Van Zuylen van Nyevelt de Gaesebeke (6 april 1778 te Brugge - 1 september 1841 te Brugge), commandant van het 'Corps franc des chasseurs- eclaireurs' (vrijcorps jagers-verkenners). Hij wil jager (infanterie) Pierre de Schepper voor diens verdiensten tijdens de revolutie in Brugge aandragen voor de Leopoldsorde, die hijzelf in 1834 eveneens zou ontvangen. Zie voor enkele exemplaren elders op deze website bij de medailles. Het bjzondere aan deze brief is dat die juist uit Brugge is, een van de handelsplaatsen naast Brussel, Gent en Antwerpen waar de bourgeoisie fel tegen de revolutie ageerde. Gent zou pas als laatste op 4 februari 1831 capituleren! Bovendien is de brief uit het Vlaamse Brugge in het Frans, de toenmalige voertaal binnen de ambtenarij en het leger. Mogelijk ook een verzet tegen het in 1819 (in de praktijk 1823) opdringen van het Nederlands voor de zuidelijke Nederlanden (inclusief oostelijk Limburg) door Willem I.

 

 

 

Een brief van 11 oktober 1830 aan steenkolenmijnoprichter Henri de Gorge-LeGrand in Hornu (ten zuidwesten van Brussel) tijdens de roerige revolutiedagen toen ook de mijnwerkers de straat opgingen. Tien dagen voordat de hel echt losbrak in het verslapen plaatsje. De revolutionairen uit Brussel moesten eraan te pas komen om de gemoederen tot bedaren te brengen.

 

 

Brief van 2 december 1830 van John Cockerill en Konrad Gustave Pastor aan kolenmijn-exploiteur Henri de Gorge-LeGrand. Cockerill was een Brit die in Seraing een grote staalfabriek exploiteerde met als directeur de Duitser Pastor. De zaken gingen tijdens de revolutie gewoon door, zoals uit de brief blijkt. John was oprichter van Banque de Belgique en zijn staalfabriek produceerde in 1835 de eerste stoomlocomotief van België.

Persoonlijk aardigheidje is dat wij in de 1970er jaren elk jaar op bezoek gingen bij mijn tante in Seraing (Wallonië) en daarbij langs het megagrote terrein van Cockerill reden. Kilometers lange stenen muur eromheen en mijn oom, die ik nooit gekend heb, die op die staalfabriek werkte is destijds opgenomen geweest in het grote bedrijfshospitaal op het terrein van Cockerill. Dat ziekenhuis kon je vanaf de weg zien en zag er zo roetzwart uit, dat je het idee had dat iemand die er gezond heen ging er weer ziek uitkwam, zo gitzwart was dat hospitaal! Sowieso, net als in Zuid-Limburg ten tijde van de steenkoolmijnen, streek de uitstoot (roet) kilometers ver in de omtrek neer. Wat ik van mijn ouders weet is, dat wanneer men dan de witte was buiten hing aan het lijntje, die vrij gauw zwart werd. Schone lucht was het niet bepaald.

 

 

In Antwerpen werd tijdens de anti-Hollandse revolutie anno 17 oktober 1830 gewoon doorgewerkt en zaken gedaan met de 'Hollanders'. Zaken gaan voor, zo lijkt het.

 

 

Brief van een soldaat uit 1813 (de Franse periode van Limburg), verzonden van St. Denis (bij Parijs), met zwarte vertrekstempel, naar Maastricht. Op de brief staat franco, dus betaald, en tevens het bedrag dat betaald werd: 7 decimes. Gericht aan zijn oom Smeets verblijvend op het adres van madame Haenen aan de Wyckerbrugstraat (Pont de Wyck) in Maastricht. Dit is de straat in het verlengde van de befaamde Sint Servaasvbrug. Limburg was in die Franse tijd nog ingedeeld in departementen. Maastricht lag in departement Nedermaas (Meuse Inferieure). De brief is geschreven door de neef van meneer Smeets (ondertekend met Van Haeren), soldaat in 3de compagnie van het 2de balajon van het 3de regiment Voltigeurs van de Keizerlijke Garde (elite-eenheid). Deze eenheid (3de regiment Voltigeurs) behoorde daarbij tot Jonge Garde (Jeune Garde). De Keizerlijke Garde was een enorme elite-eenheid bestaande uit meerdere wapens (infanterie, artillerie, cavalerie, genie). Voltigeurs vormden in de toenmalige oorlogsvoering scherpschutters op de linkerflank van een aanvalsformatie op het slagveld. Hun evenknie de Tirailleurs dekten de rechterflank af. In het midden bevond zich het Linieregiment bestaande uit Fusiliers (gewone infanteristen) en Grenadiers (granaatwerpers, elite). Daarnaast was er binnen de infanterie ook nog de elite-eenhied Jagers (zoals in het Limburgsche Bondscontingent aanvankelijk ook), die zich via paard of te voet verplaatsten en commando-acties (snelle doelgerichte acties) uitvoerden.

De reden dat ik deze brief gekocht heb, is dat het gericht is aan een naamgenoot van mij. Namen als Smeets, Janssen e.d. kom je namelijk niet gauw tegen uit die prefilatelie tijd (tijd vooraf aan de postzegels, die vanaf de 1850er jaren populair werden). Brieven werden geschreven door de burgerij, de bourgeoisie, de bovenlaag en ook de middenlaag (mensen die konden lezen en schrijven in een tijd dat er nog geen leerplicht bestond, die kwam decennia later pas). Dat waren aristocraten, adeligen en geestelijken, over het algemeen geen Smeetsen of Janssens.

 

 

Uiterst bijzondere brief uit 1839. Geschreven door een nichtje aan haar oom, de President der Rechtbank in Roermond: Franciscus Bernardus Hubertus Sijben (Syben) en lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. De brief is gedateerd op 14 april 1839 (blauwe vertrekstempel van Brussel) en gearriveerd in Roermond op 17 april 1839 (rode ontvangststempel van Ruremonde), dat is enkele dagen voor de dag waarop het Verdrag van Londen getekend werd, 19 april 1839! Ofwel, dat waren de laatste dagen dat oostelijk Limburg Belgisch was! In die tijd waren er in Limburg op het platteland brievenbussen (sinds 1836), service rurale, die een letter hadden, zoals hier B. Dus de ontvanger woonde buiten Roermond-stad op het platteland in de buurt van brievenbus B. Dat is dus de betekenis van de blauwe stempels B en SR.

Wanneer vindt je eens een brief (nota bene gericht aan een oostelijk Limburgs lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers) met betrekking tot Limburg uit die dagen!

Voorts is er nog een bijzonderheid. De jongedame heeft het namelijk over een zekere luitenant kolonel Detilie (zoals zij het schrijft). Dit is de bekende luitenant kolonel De Tilly die in 1830 ook in Venlo als eerste acte de presence gaf en destijds ook aan de generale staf ongedisciplineerdheid rapporteerde van de 'bendes' (de term in die tijd voor leger en vrijcorpsen) van luitenant-generaal Daine en generaal-majoor Mellinet in het Limburgse.

 

 

Aparte enveloppe met een vertrekstempel van Brussel van 14 juni 1833 (bovendien nog eens handgeschreven wat moeilijk te lezen, wel duidelijk zichtbaar op de stempel) van het Cour des Comptes (Rekenkamer, Rekenhof) in Brussel gericht aan de raad van bestuur van de burgerwacht (garde civique) van het arrondissement van en te Roermond. Met aankomststempel van 15 juni 1833 van Ruremonde. Dit 'van en te' was heel gebruikelijk in de Belgische periode van oostelijk Limburg, wanneer de arrondissementsnaam en de plaatsnaam gelijk waren. Het markante aan deze brief is dat deze verzonden (en verwerkt!) is in de periode van 1831 - 1835 toen de briefwisseling tussen België en Nederland verboden was! In die tijd werden brieven gesmokkeld, de sluikbrieven. Deze blijkbaar niet of misschien toch! Want aan het pakketnummer 11957 is te zien dat deze aangetekende brief met een particuliere vervoerder is vervoerd.

In 1838 zouden de officieren van de burgerwacht in Roermond nog instemmen met het behoud van Limburg voor België, toen een petitie in het Limburgse gehouden werd naar aanleiding van steevaste geruchten dat het de bedoeling was Limburg weer herintelijven bij Nederland.

 

 

Bijzondere vouwbrief uit juli 1859 aan verzekeringsagent Widdershoven, woonachtig te Oirsbeek (zoals blijkt uit de in sierletters voorgedrukte brief van het assurantiekantoor AG Bruxelles (Compagnie Belge d'Assurances Générales sur la Vie [firma voor algemene levensverzekeringen] te Brussel), gehuisvest aan de Rue de la Fiancée (straat van de verloofde), nr. 24). Uit het briefhoofd blijkt dat de levensverzekeringen die de firma verzekerde betrekking hadden op vuurgevaar (risque d'incendie) en gas-explosie (risque d'explosion du gaz). Widdershoven was verzekeringsagent voor het Brusselse verzekeringskantoor. In de weinig verheffende brief in het Frans verzoekt algemeen secretaris van de firma, dhr. Masquelin, aan dhr. Widdershoven om een bepaald bedrag voor te strekken in opdracht van zijn verzekeringnemer J. B. Van Gend (Jean Baptist van Gend, hoogstwaarschijnlijk de zoon van de oprichter van het bij ouderen nog populaire vervoersbedrijf Van Gend & Loos, die het bedrijf na het overlijden van zijn vader in 1831 overnam), waarvoor Widdershoven dan een tegoed (zeg: terugbetaling) in gelijke hoogte ontvangt. Omdat bovenaan de brief Gen Driesch, gem. Voerendaal, Maastricht staat, resideerde Widdershoven blijkbaar in die hoeve Gen Driesch. Dat in de optiek van de briefschrijver Voerendaal bij Maastricht ligt laat zien dat Maastricht een belangrijke referentielocatie was. De andere grote plaats tegenwoordig in het zuiden, Heerlen, was toen nog een dorp. De ovale blauwe stempel is vrijwel zeker van een vervoerder, de tekst is echter maar (te) fragmentarisch leesbaar. Er staat een stempel 'na posttijd', dat betekent dat de brief te laat is opgegeven om nog met de huidge postrit mee te gaan. In die tijd waren er meerdere postritten per dag. De brief ging dus gewoon de volgende ronde mee. Aankomststempel van Heerlen, dat toen sinds 1850 ook een postkantoor had, van 17 juli 1859. Opmerkelijk is evenwel de stempel PD (Paye jusque'a Destination) hetgeen suggereert dat de ontvanger betaalt (echter het portbedrag ontbreekt).

Wat maakt de brief nu zo bijzonder: twee woorden --> Limburg cédé (het opgegeven Limburg). In 1838 tekende men nog een petitie en was er een fel debat in de Kamer van Volksvertegenwoordigers over het behoud van oostelijk Limburg voor België. Men koos uiteindelijk onder druk van de grootmachten voor het afstaan van Limburg aan Nederland (althans vanuit Belgische optiek, want wie het Verdrag van Londen van 19 april 1839 nader bestudeert weet dat Limburg feitelijk werd doorgeschoven naar de Duitsche Bond en niet naar Nederland en evenmin gegeven werd aan Willem I, zoals de separatistenbaron Van Scherpenzeel-Heusch en afgevaardigde voor het Duitse parlament van de Duitsche Bond terecht bemerkte! De aanduiding Limburg cédé voor ons oostelijk Limburg is sindsdien gebruikelijk en leefde op rond 1919 toen België verwoedde pogingen ondernam om oostelijk Limburg terug te krijgen. Zie een zeer uitgebreide uiteenzetting hierover in mijn boek Geef Limburg terug! [het is geluk hebben om een brief met opschrift Limburg cédé uit te halen].

Een andere aardigheid van de brief is dat het in een tijd geschreven is toen de Tweede Kamer het Spaans benauwd kreeg over de mobilisatie van het Limburgsche Bondscontingent (waarover de Tweede Kamer zich helemaal niet had hoeven buigen, het was immers een Duitse legereenheid, iets dat in het hoofddebat begin juni 1859 ook indirect aangeduid werd door de Minister van Buitenlandse Zaken Schimmelpenninck met de opmerking dat Nederland niets ermee (met de mobilisatie) van doen had (en dat klopt!).

(heb momenteel enkele boeken over poststempels uit die pré-filatelietijd aangeschaft, hoop wanneer ik meer tijd heb ook uitleg te kunnen geven over de stempels op de hier afgebeelde vouwbrieven en enveloppen).

 

 

Aparte brief met vertrekstempel van Parijs van 28 december 1834 van de aldaar verblijvende Belgische baron Louis-Joseph de Waepenaert d'Erpe (1808-1838) en barones Ernestine Wapenaert, geboren Aiguillon (1807-?) aan weduwe-barones St. Remy, geboren Boineburg-Lengsfeld (de briefschrijfster schrijft Lensveld), woonachtig te kasteel Schöndeln (briefschrijfster: Schöndelen), Melick nabij Roermond (in het Frans: Ruremonde). Met aankomststempel van Ruremonde van 31 december 1834. Het koppel Waepenaert is op 4 augustus 1831, dus tijdens de Tiendaagse Veldtocht, getrouwd. De weduwe St. Remy is in 1838 of 1839 overleden. De brief is een niemendalletje en betreft het overbrengen van nieuwjaarswensen vice versa. Het markante aan deze brief is Province de Limbourg (Belgique). Deze brief is geschreven in de Belgische periode van Limburg (behoudens Maastricht). [het is boffen om een brief met opschrift Province de Limbourg (Belgique) voor ons oostelijk Limburg tegen te komen]. De rechthoekige rode entreestempel aan de rand is van het grenskantoor Bergen (in het Frans: Mons) ten zuiden van Brussel aan de grens met Frankrijk. Het is een volledige portbrief, te zien aan het getal op de voorzijde en wetende dat Frankrijk niet werkte met bovenport (Teilfranko), dus deels port en deels franco.

 

 

Veldpost van een soldaat van het Franse leger, geschreven op 12 augustus 1831, door fourier Haycinthe Piquet (getrouwd in 1836 met Marie Dussert), fourier voltigeur (schutter die op het slagveld in dekking van de cavalerie vooruitschrijdt) van het 1ste bataljon van het 31ste lijnregiment, ingekwartiert in kasteel Gontier in departement Mayenne. Met vertrekstempel van 13-8-1831 van Chateau Gontier (ook al schrijft de soldaat Goutier). Gericht aan maitre charron (meester wagenmaker) Destinoy in Thondu nabij Lille, departement Nord. Deze Destinoy laat Piquet weten dat hij verwacht bij een volgende briefwisseling gepromoveerd te zijn tot sergeant-majoor (rang tussen fourier en luitenant). De aankomststempel is van 16 augustus 1831. De brief is een reactie op een brief van Destinoy van 30 juli 1831. Omdat de fourier Piquet echter veel van inkwartiering wisselde, steeds weer elders in garnizoen lag, liet het antwoord even op zich wachten. De brief gaat over een uitstaand geldbedrag. Veel interessanter is echter de datum van 12 augustus 1831. Dat was de laatste dag van de Tiendaagse Veldtocht. Het hier genoemde regiment was deel van het Armee du Nord (noordleger) van de Franse krijgsmacht onder leiding van maarschalk Etienne Maurice Gerard dat op 12 augustus 1831 richting Belgische grens trok (50.000 manschappen sterk) voor het ontzetten van de Belgische staat van de hollandse indringers (die er niet in geslaagd zijn het gehele Belgische land te heroveren en daarmee is de Tiendaagse Veldtocht een flop geworden en niet zoals de toenmalige hollandse propaganda wilde doen geloven, dat het een enorm succes zou zijn geweest: men heeft immers het Belgische land niet kunnen terugwinnen, men viert dus een verlies als overwinning!). Het is overigens niet zo dat de Fransen de hollanders verjaagd zouden hebben, deze laatsten waren al gevlogen voordat de Fransen de grens overstaken).

 

 

Franse veldpostbrief van 12-8-1831, achterzijde.

 

 

 

Brief van 22 oktober 1830 van Frankrijk (Le Vigan, LFR5 = Lettre Francaise Rayon 5) naar Nederland (Haarlem). Normaliter zou deze brief via België lopen, echter vanwege de Belgische Opstand was dat niet mogelijk. Aldus werd de brief omgeleid via het Duitse Aachen. Vervolgens ging de brief naar grenskantoor Arnhem. Het is hoogst ongebruikelijk dat post ten zuide van Arnhem via het grenskantoor Arnhem liep. Grenskantoor Arnhem verwerkte post uit Scandinavië, Rusland, Hannover, Oost-Pruisen en het noordelijk deel van West-Pruisen (noord NRW). Uiteindelijk arriveerde de brief op 22 november 1830. De inhoud van de brief is ook apart, het gaat hier om genealogie. De ontvanger in Haarlem wilde weten of hij familie had in Frankrijk. Dit soort brieven zijn moeilijk uit te halen.

 

 

 

Brief van Maastricht naar Grave (Noord-Brabant) van 21 mei 1836. Met zwarte vertrekstempel van Maastricht. Het is een typische handelsbrief, in dit geval van de kaarsen- en Spaanse handzeepfirma van Jean Desir Dumonceau (23-12-1796 te Brussel - 4-11-1863 te Maastricht). In het laatste deel van de brief wordt duidelijk dat ook de handel last heeft van de status quo tussen België en Nederland na de Belgische Opstand van 1830: "Aangaande de kaarsen moetn wij uw zeggen dat zoo lang onze stad, zoo als de Maas, onderworpen zullen zijn aan de tijdsomstandigheden is het ons onmogelijk van iets te verzekeren; doch zouden wij later kaarsen te verkoopen hebben, wij zullen er uw kennis van geven". Let wel: kaarsen waren in een tijd dat electrisch licht nog niet bestond belangrijke handelswaar. Qua post gaat het hier om binnenlandse Nederlandse post, want Maastricht was (met de gemeenten St. Pieter en Vroenhoven) niet Belgisch, de rest van oostelijk Limburg wel.

 

 

Binnenlandse brief van 30 december 1830 tijdens de Belgische periode van oostelijk Limburg, gelopen van Maaseik naar Roeermond. Te laat opgegeven om nog met de dan geplande rit mee te gaan, daarvandaan de stempel 'Na Posttijd'.

De ingesloten brief in deze vouwbrief was niet meer aanwezig, alleen nog de vrouwbrief zelf. Gelukkig echter heeft door de druk de inkt een spiegelbeeld achtergelaten op de binnenzijde van de vouwbrief (die tevens als omslag diende, zoals toen gebruikelijk).
Een vouwbrief was normaliter aan de binnenzijde beschreven, hier echter niet. Hier diende de vouwbrief puur als omslag, apart (kom je niet gauw tegen, omdat men zeer zuinig was: het was heel gewoon dat in dezelfde brief één of meer personen antwoordden [ik heb een brief uit de Belgische Revolutie/Opstand, zie elders op deze website, waarin drie personen in een enkele vouwbrief reageren op de briefschrijver]).
Niettemin, hier gaat het om een antwoordbrief.
Aan de hand van de spiegelbeeldtekst kon ik met de computer (contrastverhoging van de tekst) een en ander transcriberen.
De tekst linksboven en linksbeneden is door een andere persoon geschreven als de eigenlijke (antwoord)brief. Alleen al de letter t is duidelijk afwijkend tussen beide personen.
Het transcriberen werd bemoeilijkt omdat de adresseerzijde van de vouwbrief doordrukt in het afgedrukte spiegelbeeld van de antwoordbrief. Bovendien drukt ook de Maaseick-stempel door.

Beide stempels hier, Maaseick en Roeremonde, werden pas per 1 januari 1831 in gebruik genomen. De stempels waren toen dus net een paar dagen in gebruik!

Reconstructie:
De brief was gericht aan de Commissaris van het Provisionele (voorlopige, Frans: provisoire) Gouvernement in het district Roermond --> A Monsieur Le Commissaire du Gouvernement sans le district de Ruremonde a Ruremonde.
Die districtscommissaris was Henri de Brouckère (de broer van de eerste separatist in oostelijk Limburg: Charles).
De oorspronkelijke brief was afkomstig van een (vredes?)rechter (schuine tekst van de afzender op adresseerzijde).
Henri de Brouckere, of een medewerker, moet die dan hebben doorgestuurd naar de burgemeester van Meerlo.
De burgemeester van Meerlo, refererend aan een circulaire (rondschrijven) van de districtscommissaris, heeft een inventarisatie van het gevraagde gedaan en dat vervat in een antwoordbrief aan De Brouckère.

Limburg was verdeeld in drie districten: Hasselt, Maastricht en Roermond.
District Roermond (Frans: Ruremonde) omvatte het gebied van midden- en noord-Limburg.

De tijdsintensief gereconstrueerde brief:

Opmerking:
Militaire effecten zijn 'versierselen' op een uniform van een officier.
De brief zou heel goed te maken kunnen hebben met het op 3 december 1830 door de provisorische regering in Brussel genomen besluit tot de (her)oprichting van de gardes civique (burgerwachten --> onderdeel leger en bestaande uit; infanterie, artillerie, cavallerie en genie (zoals we deze laatste tegenwoordig zouden noemen)) in de nieuwe staat België (zoals uitgeroepen door het tijdelijk bewind in Brussel).
De organisatie ervan lag bij de districtscommissarissen van het provisionele gouvernement en de vredesrechters.

Meerlo, den 30 Dec 1830.

Linksboven:
no. 401
Militaire
Effecten

Ter beantwoording van de circulaire
..... van Uweledele gestrenge
heer ... ... ... hebben wij de eere
te berichten dat de voorschriften dat overig
strijd in betref der militaire effecten, aan
de inwoonders sijn bekend gemaakt en
dat niemand sig gepresenteerd heeft einde [teneinde]
deels nog [samen] met wapenen van militairs
gekogt, of bij een [bijeen] gelaten, dat het ? [vanwege gat in brief]
niet ter uwer(?) kennis is dat de .....
militairen iets hebben hier gelaten het
sij bij des korps ofte andersints.

de Burgemeester van Meerloo
(signatuur niet eenduidig te transcriberen, het zou (Arnold) Kellenaers moeten zijn)

Linksbeneden:
Aan den weledelgestrenge Heer,
des Heere .... ....
Commissaris van het Provisionele
Gouvernement van België van
het Arrondissement van en te
Roermond

 

 

Militaria-enveloppe uit 1835 van Brussel naar Gent, Belgische periode van oostelijk Limburg. Gericht aan de l'auditeur militaire (militaire officier van justitie) de Flandre Orientale (Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen = Flandre Occidentale). Opmerkelijk aan deze brief zijn de stempels. De vertrekstempel van Brussel toont 14 juni 1835. De aankomststempel van Gent toont echter de datum 15 juni 1853! Het getal tussen de 8 en de 5 op de rode vertrekstempel kan nooit een 5 zijn, en vertoont de structuur van een 3, vergelijk met de 5 op de stempel. Het cijfer tussen de 8 en de 3 in zwarte aankomststempel is duidelijk een 5, geen 3. Uiterst merkwaardig! Het lijkt wel alsof de cijfers verwisseld zijn op de aankomststempel. Helaas is uit de functie-aanduiding (die werd ook in de 1850er jaren gebruikt) op de adresseerzijde niet de fout in de aankomststempel te herleiden.

 


 

 

 

 


©2012-heden, Henri Smeets