de droom van een onafhankelijk limburG
 

WELKOM

IN HET BRONSGROEN EIKENHOUT:

LIMBURG

 

BRIEVEN - LIMBURGS BONDSCONTINGENT GERELATEERD.

(niet persé op chronologische volgorde)

 


 

 

Depeche (bericht) Willem III aan luitenant-kolonel Jacob Knijff van na 1858. (meer informatie in mijn boek Militaria-Limburgensia: het Limburgsch Bondscontingent).

De tekst luidt: 'mon cher Knijff, je desire vour parlez ce matin, venez aussi tot que vous pouvez'. (Beste Knijff, ik wens u deze morgen te spreken, kom zo vlug als kunt). Guillaume 2 (Willem II) klopt niet, dat is Willem III, niet zijn vader Willem II die in 1849 is overleden. Knijff was officier in het Limburgsch Bondscontingent. Ondertekend met Guillaume du Nase (Willem van Nassau). Frans was de (ambtelijke/diplomatieke/adellijke) voertaal tot aan de Tweede Wereldoorlog, zelfs onder Nederlandstaligen.

 

 

Rouwbrief Arnhem, 16-8-1855. Zijne Excellentie den Heer Kanselier der Militaire Willemsorde, en van de Nederlandse Leeuw te S' Hage ('s-Gravenhage ofwel Den Haag). Dit is een begeleidbrief met een aanwijzing voor de post links 'Met een militaire Willemsorde' en vertrekstempel van Deventer van 16 maart 1855. Het Limburgsch Bondscontingent lag toen net in garnizoen in Deventer (!). Ja, het Limburgsch Bondscontingent lag inderdaad ook buiten Limburg (Duits gebied, behoudens Maastricht en Venlo) in garnizoen (de Bundesverfassung (Het Bondsleger was een parlementair leger, dus het parlement bepaalde wanneer er ten velde getrokken werd) en Kriegsverfassung (Oorlogsgrondwet, Duitsche Bond was een militaire bond [vergelijk, qua principe alleen, met NAVO]) die de details omtrent het leger miniscuul regelde) van de Duitsche bond stonden dit toe. Men moet niet de denkfout maken dat lokale soldaten van die plaatsen waar het Bondscontingent in garnizoen lag deel zouden hebben uitgemaakt van het Limburgsch Bondscontingent, hetgeen niet eens kon omdat het een Duitse legereenheid betrof (dit (Nederlandse niet-Limburgers deel van het Limburgsch Bondscontingent) was op grond van de Bundsverfassung niet toegestaan en men riskeerde een Bundesexekution (bondsexecutie = strafexpeditie om de wetovertreder tot de orde te roepen) als men zich niet daaraan hield). Er waren niet zelden gedocumenteerde opstootjes of gevechten tussen soldaten van het Limburgsch Bondscontingent en die van het Nederlandse leger. De aankomststempel is helaas nauwelijks leesbaar. De zwarte lakzegel en de zwarte rouwrand van de vouwbrief duiden op een rouwbrief. Hier werd de Willemsorde van een overleden soldaat van het Nederlandse leger teruggegeven aan de organisatie die deze eremedailles beheerde). De kans is verwaarloosbaar klein dat de Wilemsorde ooit aan een soldaat of officier van het Limburgsch Bondcontingent verstrekt werd, omdat de officieren regelmatig wisselden en dus geen lange dienst konden bekleden in het contingent en het contingent nooit in een oorlog betrokken was (wel een deel ervan in een strafexpeditie).

 

 

 

Duitse brief van 19 juni 1859 betreffende de algehele mobilisatie van het Duitse Bondsleger.

Giebichenstein (ten noordwesten van Leipzig), 19 juni 1859. De briefschrijfster eindigt de brief met het plechtige 'gehorsamsten Dienerin Anna Bartels geb(orene) Tellemann'. Ze bewoonde met haar man amtsrat (wethouder) Heinrich Bartels en bediensteten (bedienden) het landgoed Langendorf. De brief is gericht aan stadscommandant oberstleutnant (luitenant kolonel) Jaeger. Anna Bartels schrijft dat ze reeds de bedienden heeft moeten afstaan voor de mobilisatie, maar hoopte dat haar man verschoond zou blijven. Een tafereel uit de algehele mobilisatie van 1859 van het Deutsche Bundesheer (het Duitse Bondsleger, waarvan het Limburgs Bondscontingent eveneens deel uitmaakte). Ook het Limburgs Bondscontingent moest als onderdeel van die algehele mobilmachung (mobilisatie) mobiliseren, hetgeen verhitte debatten opleverde in de Tweede Kamer (welwetend dat Nederland als geen deel zijnde van de Duitsche Bond er niets mee van doen had! (zoals tijdens de debatten ook minister van buitenlandse zaken van Nederland, Schimmelpenninck, fijntjes liet weten)). Tijdens die bekende 'zaamenblijving der miliciens' debatten had Limburgse separatist Van Wintershoven een sluwe streek uitgehaald waardoor de Limburgse jongens van het bondscontingent niet allen ten strijde hoefden te trekken (zover is het overigens sowieso uiteindelijk niet gekomen, het is met een sisser afgelopen, allemaal te lezen in mijn boek Militaria Limburgensia: het Limburgs Bondscontingent 1842 - (1867). Wie weet, hebben soortgelijke taferelen als in de brief mogelijk ook in Limburg plaatsgevonden, per slot van rekening zijn die debatten niet voor niets vanuit het Limburgse aangewakkerd geworden.

 

 

De brief geeft een idee hoe destijds de militairen voor het Bondsleger, waarvan het Limburgsch Bondscontingent deel uitmaakte, gerecruteerd werden.

 

Brief-adresseerzijde:

An Großherzögliche(n) Bürgermeister
zu
Goddlau

d.(ienst, echter vanwege een kleine d eerder der) S.(telle?)
Eberstadt

Goddlau (tegenwoordig Goddelau) ligt ten zuid-westen van Darmstadt.
Eberstadt ligt ten zuiden van Darmstadt.
De brief is een antwoordbrief (!).
De brief heeft als afzendplaats Goddelau, maar op de adresseerzijde staat eveneens Goddelau als de plaats waar de brief heen moet.
Betrachten we de inkt waarmee de adresseerzijde is geschreven en vergelijken dat met de brief, dan is alleen het onderste deel van de brief beneden de handtekening met een lichtere zwarting geschreven dan het deel boven de handtekening (dat duidelijk zwarter is geschreven).
Het was vroeger gebruikelijk om in dezelfde brief het antwoord te vermelden.
De brief is oorspronkelijk van Goddelau naar Eberstadt gelopen, maar nu dus van de Militärstelle in Eberstadt naar Goddelau.
De zending is gelopen tussen Eberstadt en Goddelau via Stockstadt am Rhein (zuidwestelijk van Goddelau) en Darmstadt.
Eberstadt, Goddelau, Stockstadt am Rhein en Darmstad lagen in Groothertogdom Hessen.
Eberstadt, Stockstadt am Rhein en Darmstadt hadden eigen stempels, zeg postkantoren/agentschappen, Goddelau niet.

Briefinhoud:


Goddelau am 28sten April 1862
Betreff (:) Die Musterung (recrutering) von Militär-Pflichtigen vom Jahr 1862.

an Großherzögliche Bürgermeisterei Eberstadt.

Wir ersuchen Sie dienstergebend die anliegende Einladung dem Kriegs-
dienstpflichtigen Karl Knöreschild behändigen ('aushändigen') zu lassen und daß solches
Geschehen, hierunter zu bescheinigen,
und dieses Schreiben wieder zu
uns zurücksenden zu wollen.
Heit (opmerkelijk dat de eerste letter van de naam een kleine h is)

Antwoord:

Dem Kriegsdienstpflichtigen Carl Knöreschild aushändigen lassen. Eberstadt des 29sten April 1862.
Grossherzögliche Bürgermeisterei des.
[getekend] Hoenischtge

 

 

 

Brief uit Sittard, 23 juni 1851. het interessante aan deze brief is dat de briefschrijver schrijft dat zijn zoon, soldaat, heeft moeten marcheren naar Holland. De brief is uit de tijd van Het Limburgs Bondscontingent. Limburgse jongens dienden in dit contingent, dat o.a. in garnizoen lag in Maastricht, Roermond (kazerne), Venlo, Nijmegen, Arnhem, Breda, Tilburg, Amersfoort, Deventer en Den Haag. Met name de niet-Limburgse plaatsen zijn opvallend. In de 19de eeuw moesten soldaten rouleren tussen vestingen om niet eigen te geraken met de plaatselijke bevolking. Men moet niet de denkfout maken dat lokale soldaten van die plaatsen waar het Bondscontingent in garnizoen lag deel zouden hebben uitgemaakt van het Limburgsch Bondscontingent, hetgeen niet eens kon omdat het een Duitse legereenheid betrof (dit was op grond van de Bundsverfassung niet toegestaan en men riskeerde een Bundesexekution (bondsexecutie = strafexpeditie om de wetovertreder tot de orde te roepen) als men zich niet daaraan hield). De vraag is nu, wat bedoelt de briefschrijver met 'Holland'. In de oude kranten uit die periode zult u tevergeefs zoeken naar Nederland, er was telkens sprake van Holland. Dat zou betekenen het gebied boven Limburg. Dan zou van Venlo naar Nijmegen de meest voor de hand liggende optie zijn. Echter het kan ook zijn dat de briefschrijver 'het zich verplaatsen' in de militaire term 'marcheren' vervat, ongeacht of dit te voet of per stoomboot ging. Echter deze optie valt af, omdat de stoomboot in Limburg niet in Brabant voer en de soldaten dus niet langs die weg bijvoorbeeld tot Rotterdam zouden kunnen zijn vervoerd en dan marcherend naar Den Haag (de andere 'Hollandse' vestingplaatsen komen immers gezien hun geografische ligging niet in aanmerking).

Mijn Heer Thijs,

Door bijzondere omstandigheden en gehad hebbende kosten met mijnen zoon die naar Holland als soldaat is moeten marcheren,
doe ik de vrijheid nemen van u vriendelijk te bidden (germanisme van het Duitse bitten = verzoeken), om de betaling die op einde juni gesteld is, te veranderen en op einde juli te stellen.
Ik hoop dat u aan mijn verzoek voldoet en mij niets kwalijk neemt,

uw onderd(anige) dienaar,

Wessels

Thijs was negotiant (handelaar).

 

 

Er is een hardnekkig misverstand rondom het 4de regiment dragonders dat in garnizoen lag in Deventer gedurende 1849 - 1860.
Dit regiment heeft niets van doen met het Limburgsch Bondcontingent!
Het 5de regiment dragonders van het Limburgsch Bondcontingent lag toen in Deventer.

J.H.D. graaf van Limburg Stirum, 2de luitenant.
Coehoorn, geen rang bekend.

"ici, landis que vous residerez au Luo (hier, waar u ook woont in Luo (?))
dat is echter het denkbeeld alleen van Coehoorn & mij.
arrivet ici au plus vite (kom zo snel mogelijk hierheen)"

Ondanks recherche heb ik geen details van beide heren kunnen achterhalen. Ook de strekking van deze depeche is onduidelijk.

 


 

 

 

 


©2012-heden, Henri Smeets