de droom van een onafhankelijk limburG
 

WELKOM

IN HET BRONSGROEN EIKENHOUT:

LIMBURG

 

BRIEVEN - OOSTELIJK LIMBURG (LIMBURGS BINNENLAND).

 

(niet persé op chronologische volgorde)

 

 


 

 

Markante militaria-brief 26 juni 1815. De brief, geschreven en ondertekend door graaf De Geloës burgemeester van Gulpen over de loting voor nationale militie in kanton Gulpen. Dit is de eerste brief nadat Limburg door de grootmachten tijdens het Congres van Wenen bij de Hollanders werd ingelijfd (na een overgangsperiode van twee maanden Pruisisch gebied te zijn geweest!).

 

 

Brief uit Sittard, 23 juni 1851. het interessante aan deze brief is dat de briefschrijver schrijft dat zijn zoon, soldaat, heeft moeten marcheren naar Holland. De brief is uit de tijd van Het Limburgs Bondscontingent. Limburgse jongens dienden in dit contingent, dat o.a. in garnizoen lag in Maastricht, Roermond (kazerne), Venlo, Nijmegen, Arnhem, Breda, Tilburg, Amersfoort, Deventer en Den Haag. Met name de niet-Limburgse plaatsen zijn opvallend. In de 19de eeuw moesten soldaten rouleren tussen vestingen om niet eigen te geraken met de plaatselijke bevolking. Men moet niet de denkfout maken dat lokale soldaten van die plaatsen waar het Bondscontingent in garnizoen lag deel zouden hebben uitgemaakt van het Limburgsch Bondscontingent, hetgeen niet eens kon omdat het een Duitse legereenheid betrof (dit was op grond van de Bundsverfassung niet toegestaan en men riskeerde een Bundesexekution (bondsexecutie = strafexpeditie om de wetovertreder tot de orde te roepen) als men zich niet daaraan hield). De vraag is nu, wat bedoelt de briefschrijver met Holland. In de oude kranten uit die periode zult u tevergeefs zoeken naar Nederland, er was telkens sprake van Holland. Dat zou betekenen het gebied boven Limburg. Dan zou van Venlo naar Nijmegen de meest voor de hand liggende optie zijn. Echter het kan ook zijn dat de briefschrijver 'het zich verplaatsen' in de militaire term 'marcheren' vervat, ongeacht of dit te voet of per stoomboot ging. Echter deze optie valt af, omdat de stoomboot in Limburg niet in Brabant voer en de soldaten dus niet langs die weg bijvoorbeeld tot Rotterdam zouden kunnen zijn vervoerd en dan marcherend naar Den Haag (de andere 'Hollandse' vestingplaatsen komen immers gezien hun geografische ligging niet in aanmerking).

Mijn Heer Thijs,

Door bijzondere omstandigheden en gehad hebbende kosten met mijnen zoon die naar Holland als soldaat is moeten marcheren,
doe ik de vrijheid nemen van u vriendelijk te bidden (germanisme van het Duitse bitten = verzoeken), om de betaling die op einde juni gesteld is, te veranderen en op einde juli te stellen.
Ik hoop dat u aan mijn verzoek voldoet en mij niets kwalijk neemt,

uw onderd(anige) dienaar,

Wessels

Thijs was negotiant (handelaar)

 

 

 

Unieke brief van Johann Eberhard Paul Ernst Gericke van Herwijnen (1785-1845), Limburgse gouverneur en staatsraad, aan luitenant-kolonel Gerrit Schuurman (1804-1892). Schuurman was directeur der Militaire Verkenningen, een topografische afdeling die militaire landkaarten maakte voor het leger. Die dienst zat per 1841 in Arnhem. Gedurende 1841-1845 was Gericke van Herwijnen gouverneur van Limburg. Strikt genomen alleen van Maastricht en Venlo, omdat Limburg puur Duits gebied was! (vergelijk met Belgische periode toen alleen Maastricht nog in 'Hollandse' handen was en de rest Belgisch en niet bezet zoals de Hollanders incorrect beweren). Deze brief is niet aan het Limburgsch Bondscontingent gericht, maar aan het Nederlandse leger. Omdat de Bundestag als zijnde gekozen door de vorsten nogal gezapig was, alleen de matrikularverplichtingen waren belangrijk, kon Willem II met veel incorrectheden toch wegkomen en daardoor is een geschiedvervalsende situatie ontstaan, omdat de facto zaken anders werden uitgevoerd dan het de jure zou moeten. In de brief gaat het om blanco orders die de gouverneur ter beschikking stelt aan de dienst Militaire Verkenningen die in opdracht van het Ministerie van Oorlog (tegenwoordig Ministerie van Defensie) metingen verrichtte in het Hertogdom Limburg. Daarvoor was toestemming nodig van de gouverneur en lokale overheden. De orders waren blanco omdat ze nog door de lokale overheden moesten worden getekend om vergunning te verlenen voor het doen van landmetingen in hun gebied. Deze periodieke metingen werden ook in de kranten aangekondigd. Daar werd dan bekend gemaakt hoeveel blanco orders waren uitgegeven en dat de dienst metingen ging verrichten. Het is nogal wat dat (uiteindelijk) Willem II zich permitteerde: metingen laten verrichten door het Nederlandse leger op feitelijk Duits gebied. Hij kam ermee weg.....in 1848 toen de Reichstag (Nationalversammlung) aan de macht kwam werd hem wel duidelijk gemaakt dat Limburg Duits was en hij alleen administratief Limburg mocht regeren volgens de Duitse wetten! Gericke van Herwijnen was overigens een fel tegenstander van de separatisten. Hij kreeg zelfs een vorstelijk bedrag om de krant Le Journal du Limbourg te bewerken, zodat ze in plaats van pro-separatistisch plotsklaps anti-separatistisch ging schrijven! De positiebeluste gouverneur met zijn overmatige angst voor anderen die de betere baantjes konden inpikken, speelde het zelfs klaar om in een brief aan de Minister van Oorlog zelfs bisschop Paredis, een anti-seperatist, als aanvoerder der separatisten te bestempelen!

De protagonisten van voorgaande brief: Gericke van Herwijnen (links) en Schuurman (rechts).

 

 

 

Een markante briefenveloppe (normaal vouwbrief genoemd [brief die tevens dienst doet als enveloppe], echter hier is sprake geweest van twee in elkaar geschoven vouwbrieven, waarvan alleen het 'enveloppe'-deel overgebleven is) uit mei 1861 aan de gouverneur (aanspreektitel voor de commissaris des konings) van het Hertogdom Limburg.

Echter omdat Limburg een (Duits!) Hertogdom was kon koning Willem III alleen maar hertog van Limburg zijn, geen koning! Immers Limburg was nog steeds lid, ook de facto, van de Duitse Bond en aldus gold de Bundesverfassung, NIET de Nederlandse Grondwet (ook al wil men in de Nederlandse geschiedschrijving warempel beweren dat ook de Grondwet nog geldigheid (zou kunnen) hebben (iets dat Willem II het volk wilde doen geloven). Een staatsrechtgeleerde kan toch alleen maar meewarig het hoofd schudden bij die onzin van officiële zijde nota bene. Hoe verzin je het toch! Dat Willem II dat probeerde kun je nog begrijpen, maar dat historici klakkeloos dit overnemen zonder kritische noot is uiterst kwalijk en laks te noemen). Saillaint detail is dat de brief is opgegeven in Baexem (Duitse Bond), via Roermond (eveneens Duitse Bond) vervoerd is en aangekomen is in Maastricht (Nederland). Dus de brief is strikt genomen geschreven door een Duitse burger aan de gouverneur in Limburg, jhr. mr. Joseph van der Does de Willebois die ten tijde van de Duitsche Bond alleen gouverneur was (en kon zijn) van Maastricht en Venlo (de enige Limburgse steden die geen deel uitmaakten van de Duitsche Bond). Immers het Duitse Limburg had zelf geen regering, wel twee afgevaardigden (1848/1849), een vertegenwoordiger Von Scherff (tevens afgezant voor Nederland, tot 1848 en na 1849), de rijksvoogd aartshertog Johann van Oostenrijk en de hertog van Limburg Willem III beide laatsten als staatshoofden (tweeherigheid, alleen 1848/1849). Omdat Willem III Limburg, net als zijn vader Willem II, van wie hij alleen maar hertog was (geen koning) ten onrechte behandelde als provincie (Art. IV Verdrag van Londen 1839) in plaats van Duits staatsgebied (Art. V Verdrag van Londen dat daarmee Art. IV buitenspel zet!), kon de brief door de Nederlandse posterijen als quasi binnenlandse post worden afgehandeld. Willem II en Willem III mochten weliswaar Limburg besturen, echter met inachtname van de Duitse Bondsgrondwet (Bundesverfassung) en Duitse wetten! Bovendien werden Willem II en Willem III in de correspondentie met de Duitse Bond ook steevast aangeschreven als de hertog van Limburg! ('le duc de Limbourg', Frans was de internationale diplomatieke voertaal). Ook in de parlementszittingen in Frankfurt am Main werd Willem II (Willem III is nooit aan de orde geweest) als 'der Herzog Limburgs' betiteld.

Omdat de gevouwen brief leeg is (normaliter waren die juist beschreven (brieven die in gevouwen vorm tevens fungeerden als envelop)) kan men alleen maar vermoeden wie de afzender was. Daarvoor zou het goed zijn te weten van wie het lakzegel is met een wapen met drie klavertjes. Het meest voor de hand liggend op grond van 'de stand' en de aard van het onderwerp van de brief (waarover blijkbaar alleen de gouverneur gaat) komen in aanmerking de burgemeester van Baexem (Constant Antoon Frederik Boost) of een kasteelheer (hetzij graaf Theodore de Geloes (ook wel Geloës), eigenaar van kasteel Exaten bij Baexem, hetzij baron (?) Mathias Michiel Karel Adriaan de la Marck (overleden in 1872)). De laatste familienaam komt in sommige documenten ook voor als 'de la Marik' of 'de la Marek' als het om dezelfde personages gaat als 'de la Marck'. Misschien dat het papier met 'watermerk' (rechtsbeneden), het eringedrukte stadswapen van Maastricht, mogelijk nog uitsluitsel geeft. De briefschrijver beschikte dus over dit papier, dat suggereert dat het van de gemeente Maastricht afkomstig is. Volgens die redenatie zou er dan een verband moeten bestaan tussen de briefschrijver in Baexem en de gemeente Maastricht. Dat heb ik bij geen van genoemde heren kunnen achterhalen. Uit de langsstempel blijkt dat er een (hulp)postkantoor is geweest in Baexem. In de Staatscourant van 1884 staat wel een telegraafkantoor vermeld 'langs den Belgischen Grooten Centraalspoorweg te Baexem' (maar goed, daar zit dan wel 23 jaar verschil met de datum van de brief). Vooraf aan dat jaar heb ik helaas geen gegevens over een postkantoor in Baexem kunnen vinden.

 

Artikel uit de nationale katholieke krant De Tijd van 10 juli 1876. (bron: KB)

 

Venloosch Weekblad van 28 september 1872. (bron: KB) De Jezuieten vluchtten overigens in een tijd die in de historie wordt omschreven als de Kulturkampf, waar zij ongewild onderdeel van uitmaakten.

 

 

Enveloppe van een brief uit Heerlen aan Guillon, vertrekstempel van Heerlen van 20 oktober 1861. De Roermondenaren Constant Guillon en Charles Guillon waren prominente vertegenwoordigers van de Limburgs liberale anti-Hollandse beweging die in tegenstelling tot de separatisten geen afscheiding van 'Holland' propageerde. Franco brief (port volledig betaald door de afzender).

 

 

Keerzijde enveloppe met aankomststempel van Roermond 21-10-1861.

 

 


 

 

 

 


©2012-heden, Henri Smeets