de droom van een onafhankelijk limburG
 

WELKOM

IN HET BRONSGROEN EIKENHOUT:

LIMBURG

 

HET GEWEER VAN HET LIMBURGSCH BONDSCONTINGENT.

 

Voor meer informatie betreffende het Limburgsche Bondscontingent, zie mijn boek Militaria-Limburgensia: Het Limburgsche Bondscontingent 1842-(1867).

 

Vuurwapens, uniformen en uitrusting van het Limburgsch Bondscontingent zijn extreem moeilijk te verkrijgen, omdat het een kleine eenheid betrof. Je ziet dit ook bij negentiende eeuwse legers van Nederland en België. Daarentegen zijn wapens, uniformen en uitrusting uit de negentiende eeuw van grote legers als die van Groot-Brittannië, Frankrijk, Pruisen en Oostenrijk (Keizerrijk) nog absoluut gezien veelvuldig verkrijgbaar (ook al is dat relatief gezien op het geheel aan legergroottes van enkele honderdduizenden tot meer dan een miljoen soldaten nog altijd bescheiden wat er tegenwoordig op de markt is). Er komt nog een bezwaarlijkheid bij. Wapens voor het Limburgsch Bondsconintgent zijn niet altijd als zodanig herkenbaar, omdat Willem II/III zich bedienden van materieel voor het Nederlandse leger. Conform de Kriegsverfassung van de Duitsche Bond (verplichtend voor Willem II/III en daarmee de Limburgse, tevens Duitse, legereenheid Limburgsch Bondscontingent) diende iedere lidstaat erop toe te zien dat haar bijdrage aan het Bundesheer/Reichsheer van de Bond goed geoutilleerd was. {meer hierover in mijn boek Militaria-Limburgensia: Het Limburgsch Bondscontingent 1842-(1867)}. Logischerwijs bediende elke lidstaat zich voor het afgestane deel aan de Bond (niet uitgeleend, zoals in het mobilisatiedebat van 1859 in de Tweede Kamer nog eens aan de orde kwam t.a.v. het Limburgsch Bondscontingent) van het materieel dat reeds voor het nationale leger gebruikt werd. Voor de gebieden die in personele unie structuur verkeerden, waaronder Limburg via de hertogdomconstructie) betekende dat, dat ze werden geoutilleerd met materieel van een buitenlands leger (in dit geval het Nederlandse). Bovendien vond de garnizoenering plaats in niet-Bondse vestingen (zoals Maastricht, Venlo, Arnhem, Amersfoort, Tilburg, Nijmegen, Den Haag) . Die garnizoenering in niet-Limburgse vestingen betekent overigens niet dat er niet-Limburgse soldaten zouden zijn in het Limburgsch Bondscontingent (dat is alleen op papier het geval geweest in het mobilisatiejaar 1859, zie mijn boek: Militaria-Limburgensia: Het Limburgsch Bondscontingent 1842-(1867)). Het was gebruikelijk om (zelfs internationaal) legereenheden te laten wisselen tussen vestingen om te vermijden dat ze één zouden worden met de plaatselijke bevolking. Alleen de officieren waren noodgedwongen meerendeels niet-Limburgs bij het contingent (en dat was ook toegestaan conform de Kriegsverfassung van de Duitsche Bond, hier zij andermaal verwezen naar voornoemd boekwerk).

 

Voor de geweren gebruikte het Limburgsch Bondscontingent diverse types uit verschillende wapenfabrieken (o.a. Luik en Delft). Het onderstaande geweer uit 1862 is het type dat het Limburgsch Bondscontingent in de 1840er jaren in dienst had. Op het beslag op de kolf staat het productiejaartal 1862 met daaronder het volgnummer 916. Normaliter staat echter tussenbeide nog de legereenheid waar het geweer in dienst was, die aanduiding ontbreekt hier. Dit zou juist een bevestiging kunnen zijn dat het hier om een exemplaar van het Bondscontingent gaat, het kan echter net zo goed een andere reden hebben. Speculeren heeft aldus (en eigenlijk meestal sowieso) geen zin. Het geweer dat hier is afgebeeld is compleet met laadstok en bajonet, en verkeert in prima conditie.

Literatuur over de betekenis van alle symbolen, cijfers en letters op geweren van Nederlandse/Belgische makelijk is zeldzaam en steevast onvolledig. Niet zelden vormen interpretaties van auteurs de grondslag. Er is te weinig bewaard gebleven vanuit die wapenfabrieken om algeheel sluitende conclusies te kunnen trekken. Daar waar we erin geslaagd zijn via moeizaam sprokkelwerk feiten te achterhalen zijn die hier vermeld. Aanvullende informatie over de nog onbekende aanduidingen wordt gewaardeerd, dankuwel.

Geweren werden aan inspecties onderworpen om te kijken of de kwaliteit goed was. Dat gebeurde door Dwapenkeuringscommissies onder auspiciën van Inspectie op de Draagbare Wapenen (afwisselend gevestigd in Luik, Maastricht en Delft). De rangorde bij deze dienst was: Inspecteur aan het hoofd van de dienst en per wapencommissie per fabricage-oord (officier der Artillerie, controleur 1ste klasse, controleur 2de klasse, controleur 3de klasse, tijdelijk controleur en hulpcontroleur). Keurtekens op een enkel geweer zijn afkomstig van diverse wapenmeesters (van de wapencommissies) die ieder een onderdeel van het geweer keurden. Bij kleinere partijen of remontstukken (vervangende onderdelen) gebeurde de controle ook wel in de fabriek of geweerwinkel zelf. De onderdelen werden op ieders plaats van fabricage gecontroleerd en dan 1. geassembleerd (in elkaar gezet) als het om een geweer van eigen makelij ging of 2. geapteerd (als het om aanpassing van een bestaand geweer ging).

 

Begrippen (in de context zoals die op dit model hier op deze website betrekking hebben):

Kolf is het houten gedeelte van het geweer dat tegen de schouder rust tijdens het schieten.

Sluitstuk/ slot is het metalen deel waar het ontstekingsmechanisme zich bevindt, het patroonmagazijn en de trekker.

Loop is de lange buis van het geweer (van binnen staal, van buiten hout) via welke de kogel getransporteerd wordt naar buiten toe.

Laadstok/ pompstok is een lange stalen stok die onder de loop door geschoven wordt in een gleuf (laadstokgroef) in het hout van de loop. Die laadstok dient bij het hier afgebeelde model om een patroon te verwijderen wanneer die niet op de standaard wijze verwijderd kan worden.

Bajonet is het mesdeel (voor Nahkampf, gevecht op korte afstand van de vijand) dat op het uiteinde van de loop gestoken wordt. Bajonet wordt met bajonetsluiting (we kennen ditzelfde sluitingsprincipe ook in de hedendaagse consumentenelektronica, erop steken en kwartslag draaien) op loop van het geweer gemonteerd. De kling (het mesdeel) heeft een driehoekige doorsnede.

Achterlader is de algemene systeemaanduing voor een geweer waar het patroon meer aan de achterkant in het geweer (patroonmagazijn) geschoven wordt, en Snider is de meer specifieke aanduiding. Het voordelen van een achterlader t.o.v. een voorlader die men voordien gebruikte zijn, dat de schutter zowel staand als liggend kan ageren en snel achter elkaar kan schieten. Principe van een achterlader: percussie; de haan slaat op de slagpin wiens spitse punt tegen het slaghoedje aan de achterkant van de patroon aanslaat. Het Sniderprincipe is het zijlings openen van het patroonmagazijn (klepje naar rechts zwenken) om er een volle patroon in te leggen, die al liggend in het patroonmagazijn met de duim naar voren geschoven wordt richting loop om daarna het klepje van het patroonmagazijn weer te sluiten. Na het lossen van een schot wordt het klepje van het patroonmagazijn naar rechts gezwenkt en vervolgens naar achteren geschoven en daarmee tevens de lege huls in het pateroonmagazijn. Door het geweer dan te kantelen (ondersteboven te houden) valt de huls uit het patroonmagazijn.

Keep: v-vormige uitsparing aan bovenkant rechthoekig neerklapbaar deel van boogvizier (bestaat uit boogvormig deel met streepjes die de afstand tot het schietdoel in passen (vanaf 300 passen) weergeven en een rechthoekig neerklapbaar deel). Vanaf 600 passen werd het geweer minder nauwkeurig en was alleen nog bruikbaar voor goed getrainde scherpschutters.

Korrel: puntje of staafje aan uiteinde loop (vuurmond), ontbreekt hier.

Getrokken loop (bus genoemd) is bij dit geweer hier niet van toepassing (immers gladde loop): toch even uitleg, een loop die inwendig spiraalvormige in de lengte van de loop lopende rillen (trekken) heeft met tussen de rillen vlakken die velden worden genoemd. Het inwendige van de loop heet ziel. Door dit spiraalvormig constructiegeheel van trekken en velden in de ziel wordt een goede stabiliteit voor de schietbaan van het, het geweer verlatende, projectiel verkregen. Bij gladde lopen is stabiliteit minder.

 

Het hier afgebeelde geweer is zeker geen karabijn ofwel dragonder-geweer. [Dragonders zijn miltairen die zich per paard verplaatsen en te voet vechten, dit in tegenstelling tot cavalleristen die te paard rijden en strijden. Daarom werden dragonders doorgaans tot de infanterie gerekend. Niettemin, omdat er verschillen waren tussen de lidstaten van de Duitsche Bond aangaande rangen en organisatie van de afzonderlijke legers, werden ter uniformering van het Bundesheer alle dragonders tot de cavallerie gerekend. Meer hierover zie het boek Militaria-Limburgensia: Het Limburgsche Bondscontingent 1842-(1867). De dragonders vormen de legereenheid die (het wapen dat) het langst bij het Limburgsch Bondscontingent actief was].

Anno 1862, het productiejaar van dit model hier, kende het Bondscontingent alleen nog de 'wapens' Dragonders en Genie (omdat het deel uitmaakte van een groter geheel met de Nassausche Brigade, zie voornoemd boek). Dragonders alias Jagers te Paard gebruikten een karabijn of dragondergeweer (met kortere loop dan een infanteriegeweer). Ook de Genie gebruikte een ander soort geweer.

Het gaat hier om een infanteriegeweer zoals gebruikt door Jagers te Voet. Deze eenheid had het Limburgsch Bondscontingent alleen in de 1840er jaren. Jagers te Voet waren net als hun bereden kameraden commando-eenheden met speciale taken. Daarvoor was enerzijds een vizier met meer dan 600 passen aanduiding nodig (scherpschutters) en anderzijds een bajonet (voor man tot man gevechten als stootwapen). Met bajonet kon het als slagwapen gebruikt worden om takken weg te kappen in een beboste omgeving.

 

 

Dit geweer hier op deze website, weliswaar niet van het Bondscontingent, is echter wel hetzelfde model en maak, die de jagers van het Limburgsch Bondscontingent gebruikten: M 1777/43 geapteerd in Delft. Dit is een naar percussie geapteerd (aangepast) vuursteengeweer. Het model 1777 is een Frans geweer uit 1777 dat later begin 19de eeuw door het Napoleontische leger populair werd. Veldslagen werden internationaal steeds geëvalueerd door de militaire staf van 'elk' land en er werd gekeken waarom een partij de slag heeft kunnen winnen: strategie (plan), veldtactiek (doorvoering plan te velde), materieel etc. Daarnaast liet het Napoleontische leger na de definitieve nederlaag honderdduizenden geweren achter in de voormalige bezette Europese gebieden die als buit bestudeerd, aangepast en ingezet konden worden in de eigen legers van die gebieden. Maar ook enige jaren later na de Napoleontische nederlaag werden vanuit Frankrijk geweren van dit model M 1777 vervaardigd voor andere landen. Op die wijze is dit model M 1777 het populairste geweer geweest in de 19de eeuw en het meest verbreid toegepast geweest (ook als basisgeweer, via apteringen/aptaties, voor 'eigen' nationale modellen) in Europa. Door het Nederlandse leger en ook door het Limburgsch Bondscontingent gebruikt als M 1777/43 (indienstname door het leger in 1843). Het geweer hier uit 1862 heeft een totale lengte van 135 cm. De bajonet meet 52 cm.

 

Vindplaats coderingen en symboliek op het geweer (diverse afbeeldingen laten dit vergroot zien):

wapenmeesterkeurteken gekroonde D (onderzijde kolf bij trekker (afb. 37 en afb. 38) en bovenkant bij handle van patroonmagazijn [afb. 28]: keurmeester George Conraed Dujardin).
wapenmeesterkeurteken gekroonde T (op slotplaat rechterzijde pal naast de haan [afb. 32] en op vizier [afb. 34, afb. 35, afb. 36]: keurmeester Lambert Thonus).
wapenmeesterkeurteken gekroonde TP (aan linkerzijde op zijplaat beneden patroonmagazijn en boven trekker [afb. 12, afb. 26, afb. 27]).
wapenmeesterkeurteken gekroonde RB (op beslag als steun voor stok aan onderzijde geweerloop (van de kolf uit gezien eerste beslag op geweerloop)[afb. 39]: keurmeester R. Bury).
wapenmeesterkeurteken gekroonde TP (op rechterzijde middelste beslag op geweerloop [afb. 40]).
wapenmeesterkeurteken gekroonde B (op kling bajonet aan zijde bajonetsluiting [afb. 46]: keurmeester A.N. Brossois).

NS of N8 (op uiteinde bajonet [afb. 45]).
Productiejaar: 1862 (op kolfplaat aan bovenkant kolf [afb. 23, afb. 24]).
Productieplaats: DELFT (linker zijkant kolf [afb. 05, afb. 25]).

Volgnummer 916.

Afb. 1: M 1777/43 geweer met opgestoken bajonet, samen goed voor een totale lengte van maar liefst 1 meter 87!

 

Afb. 2: de bajonet en rechts de vuurmond van het geweer, met een zichtbaar stuk van de laadstok beneden de vuurmond.

 

Afb. 3: zij-aanzicht van een zichtbaar stuk van de bajonet en de vuurmond met daaronder een zichtbaar stuk van de laadstok.

 

 

Afb. 4: middenstuk van geweer; vizier (linksmidden), haan en slagpen (rechtsmiddenboven) met pal daaronder patroonmagazijn, en trekker (rechtsbeneden).

 

 

Afb. 5: kolf van het geweer met stempel van fabricage-oord (eigenlijk apteringsoord/aptatie-oord) Delft.

 

 

Afb. 6: het gehele geweer met opgestoken bajonet.

 

 

Afb. 7: zij-aanzicht van vuurmond (links) met eronder een zichtbaar stuk laadstok en de lange 'conisch toelopende' driehoekige kling van de bajonet.

 

 

Afb. 8: nogmaals een gedetailleerdere weergave van voorgaande afbeelding met goed zichtbaar de bajonetsluiting in het midden boven de laadstok, daar waar de groeven van laatstgenoemde beginnen.

 

 

Afb. 9: rechterzijde van het geweer met linksbeneden de trekker, middenlinksboven de haan en slagpin, en middenrechtsboven het vizier.

 

 

Afb. 10: linkeraanzicht geweer met middenlinksboven het opengeklapte vizier, midden het patroonmagazijn en rechtsmiddenboven ervan de slagpen met daartegen rustend de haan, rechtsbeneden de trekker.

 

 

Afb. 11: uitvergroting van het opengeklapte vizier bestaande uit vizierboog met passen-aanduiding en opstaand deel met keep.

 

 

Afb. 12: uitvergroting met nadruk op vizier (links) en patroonmagazijn (midden) met erachter verscholen de slagpen en rechts ervan de haan.

 

 

Afb. 13: zelfde als voorgaande, maar nu met teruggetrokken haan (klaar om te schieten).

 

 

Afb. 14: zelfde als voorgaande afbeelding, maar nu van de rechterzijde gezien.

 

 

Afb. 15: idem als voorgaande afbeelding, nu met andere vergroting.

 

 

Afb. 16: geweer met opgestoken bajonet en los eronder de laadstok.

 

 

Afb. 17: uitvergroting geweer met laadstok.

 

 

Afb. 18: uiteinde van de laadstok.

 

 

Afb. 19: zij-aanzicht van beslag om geweerloop, om laadstok onder geweerloop in te klemmen in de laadstokgroef.

 

 

Afb. 20: onderaanzicht geweerloop met heel duidelijk te zien de laadstokgroef.

 

 

Afb. 21: onderaanzicht geweerloop met laadstok in de laadstokgroef, ingeklemd door het beslag.

 

 

Afb. 22: volledig geweer (rechtsaanzicht) met bevestigde laadstok en boven geweer de bajonet.

 

 

Afb. 23: kolfplaat met het productiejaar en eronder het volgnummer. De gebruikelijke legereenheidsaanduiding cq. het wapen tussen productiejaar en volgnummer ontbreekt (waarom?).

 

 

VOLGENDE SITE

 


 

 

 

 


©2012-heden, Henri Smeets