PRENTEN (LITHOS) Garde Civique 1831-1839.
Tijdens de Belgische periode van oostelijk Limburg (hoofdstad Maastricht) dienden de oostelijk Limburgse mannen in het Belgische leger en daarnaast maakten ze deel uit van de Belgische burgerwachten (garde civique [en garde urbaine en garde communale]) en Belgische schutterijen.
Een burgerwacht bestond meestal uit vrijwilligers uit de lokale gemeenschap die werden opgeroepen om te helpen bij het handhaven van de orde en het beschermen van de lokale bevolking tegen dreigende gevaren, zoals criminele activiteiten (rovers, criminele bendes (let op: het leger werd in de negentiende eeuw ook wel legerbende genoemd!)) of onrust. De burgerwacht had doorgaans een meer civiele taak en werd voornamelijk gebruikt voor het bewaken van de openbare ruimte.
Een schutterij (burgermilitie) daarentegen was een militaire organisatie die meer nadruk legde op training en paraatheid voor mogelijke militaire conflicten. De leden van een schutterij waren meestal verplicht om militaire training te volgen en waren ook beter uitgerust dan de leden van een burgerwacht. Schutterijen werden vaak opgericht ter verdediging van het grondgebied en ter ondersteuning van het nationale leger.
Er bestonden drie soorten burgerwachten in België:
Garde Urbaine (stadswacht), die in de negentiende eeuw verwijst naar een stedelijke politiemacht die werd opgericht in grote steden in die periode. Deze afdeling van de politie was belast met het handhaven van de openbare orde, het voorkomen van criminaliteit en het handhaven van de wet in stedelijke gebieden. De Garde Urbaine was meestal goed bewapend en getraind en had de taak om de burgerij te beschermen tegen mogelijke gevaren.
In de negentiende eeuw was de Garde Civique (burgerwacht) een paramilitaire burgerwacht in België. Het was opgericht in 1831 na de Belgische Revolutie van 1830 en had als doel de openbare orde en de veiligheid te handhaven. De leden van de Garde Civique waren gewapende burgers die dienstdeden tijdens periodes van politieke onrust of dreiging van invasie. Ze werden opgeroepen door de overheid en waren ondergeschikt aan het Belgische leger. De Garde Civique bestond van begin af aan uit infanterie, artillerie en cavallerie. De officiersrangen waren gelijk aan die van het leger.
Zo was in de kleinere gemeenten de Garde Communale (gemeentewacht) actief. Dat was een lokale militie op gemeentelijk niveau die was opgericht om de lokale gemeenschap te beschermen en verdedigen. De Garde Communale houdt in zekere zin het midden tussen Garde Civique en Garde Urbaine, in die zin dat ze niet alleen beschermde en verdedigde (paramilitaire taken, zoals Garde Civique) maar tevens politietaken uitvoerde (zoals Garde Urbaine), zoals het handhaven van wetten en voorschriften binnen de gemeente. De Garde Communale bestond uit vrijwilligers (in tegenstelling tot Garde Civique en Garde Urbaine) en het maakte evenmin deel uit van het Belgisch leger (in tegenstelling to Garde Civique).
De Garde Rurale (plattelandswacht) was een politiemacht die werd opgericht in 1810 en was belast met het handhaven van de openbare orde op het platteland. Bestond alleen in Frankrijk.

Brief uit 1833 van de Belgische Rekenkamer aan de Garde Civique in het Arrondissement Roermond (Belgische periode van oostelijk Limburg, behoudens Maastricht).

De lithos (steendrukken van hier aquarellen) zijn ontnomen aan de map La Garde Civique et ses origines uit 1905 van G. Wouters (ondanks recherche voornaam niet kunnen achterhalen) en Louis Geens (1835-1906). Wouters was verantwoordelijk voor de historische tekst en de aquarellen stammen van Leens.

Garde Civique - Infanterie 1830.

Garde Civique - Infanterie 1831.

Garde Civique - Infanterie 1835.

Garde Civique - Jagers van Chastelleers, bataljon vernoemd naar de markies De Chasteler dat een belangrijke bijdrage leverde aan de Belgische opstand in september 1830 in Brussel. Meer in het boek Geef Limburg terug!

Garde Civique - Jagers en Verkenners 1835-1903.

Garde Civique - Gemobiliseerde infanterie 1832: grenadier (eigenlijk vallend onder het wapen genie/pioniers: "bommenlegger") en voltigeur (scherpschutter achter paard).
.
Garde Civique - Artillerie 1831-1835.
|