de droom van een onafhankelijk limburG
 

WELKOM

IN HET BRONSGROEN EIKENHOUT:

LIMBURG

 

1. POSTHISTORIE (onderaan de website staat de link naar posthistorische brieven).

Sinds maart 2025 als boek verkrijgbaar. Deze posthistorische website is een aanvulling op het boek.

 

2. BRIEVEN IN DE BELGISCHE PERIODE VAN LIMBURG: NAAR TOENMALIGE (OOSTELIJKE) BELGISCHE PROVINCIE LIMBURG EN BRIEVEN IN DE DUITSE PERIODE VAN LIMBURG: NAAR HERTOGDOM LIMBURG (VOLGENDE WEBSITE: ZIE HELEMAAL BENEDEN DEZE WEBSITE VOOR LINK).

3. MILITARIA-BRIEVEN M.B.T. HET LIMBURGSCH BONDSCONTINGENT (VOLGENDE WEBSITE: ZIE HELEMAAL BENEDEN DEZE WEBSITE VOOR LINK).

(niet persé op chronologische volgorde)

 

 

Naast de vele items op mijn overige collectie-websites heb ik ook een aantal enveloppen en brieven in mijn verzameling, met name uit de Belgische periode van oostelijk Limburg en Duitse periode van oostelijk Limburg. Oostelijk Limburg = Limburg met hoofdstad Maastricht.

De brieven en/of enveloppen hebben (in)direct met Limburg van doen. In die tijd waren de Maassteden Maastricht, Roermond (aan zijrivier Maas) en Venlo centra van industrie en handel. Heerlen was toen nog een dorp, net al Sittard en in mindere mate Weert (om me even tot de grotere plaatsen in Limburg te beperken). Daarom komt men vooral brieven uit of naar deze plaatsen tegen vanuit het buitenland. Wat opvalt is dat brieven en/of enveloppen die nog verkrijgbaar zijn in de handel bijna altijd van juridische aard zijn (pachtbrieven, notariële aktes e.d.), financiële aard zijn (facturen, bedelbrieven e.d.) of met betrekking tot de handel zijn (bestellingen, beurskoersen e.d.). (natuurlijk ook romantische brieven, die werden eveneens bewaard). Dit om me even tot de hoofdgroepen van bewaard gebleven brieven uit de 19de eeuw te beperken. Eigenlijk ook wel logisch. Want deze correspondentie (juridisch, finacieel en handel) moest bewaard worden als bewijsmiddel. Soms zelfs over meerdere generaties heen (denk aan eigendomsaktes e.d.). Bovendien speelt de factor 'erven' een rol. We kennen het allemaal: de jongere generatie erft iets en weet niet wat ze met die (in hun ogen) prul moet doen, dus weggooien dan maar. Des te mooier is het dat er toch nog wat aan oude brieven uit de 19de eeuw bewaard is gebleven en met en met verdwijnt er helaas steeds meer (denk aan grofvuil/shredder, brand en waterschade). By the way: we zien dat ook al bij de gravures en lithografieën (zeg maar gemakshalve voor het begip: antieke kopieën/vermenigvuldigingen van tekeningen en schilderijen): deze worden tegenwoordig door cultuurbarbaren losgeknipt uit authentieke kranten en boeken, waardoor die complete kranten en boeken uit die tijd steeds schaarser worden. Dit alleen maar om meer geld te kunnen beuren dan wanneer men de volledige krant of het complete boek zou aanbieden. Door en door jammer.

Vrij opvallend zijn de bewaard gebleven militaria-brieven ('dienst-brieven'), die immers na hun dienst gedaan te hebben normaliter meteen vernietigd werden (niet zelden uit geheimhoudingsoverwegingen). Hierin stonden orders, tactische manoeuvres, stragische overwegingen, budgetaire zaken e.d. in. Een voorbeeld hiervan is de militaria-brief van en naar de Duitsche bondsvesting (dubbel gebruikte brief) in Saarlouis, die ik op een aparte collectie-website heb geplaatst (zie elders op deze site). Onder die categorie van militaria-brieven vallen trouwens ook de brieven (veldpost) van militairen aan het front of in gevangenschap aan hun familieleden en vice versa.

Om de stempels ('gedrukte' postmerken) en aantekeningen (aanwijzigen cq. geschreven postmerken) op Duitse enveloppen te kunnen ontcijferen, is het (zover mij bekend enige) boek over dit onderwerp 'Vorphilatelie' (twee delen: 1997 en 2004) van Dr. Joachim Helbig aan te bevelen.

Voor Belgische en Limburgse enveloppen zijn de boekwerken (twee delen: 2013) 'Postmerken en Postinrichtingen in Nederland tot 1871' van de Nederlandse Vereniging van Poststukken- en Postzegel-verzamelaars in Arnhem aanbevelenswaardig. Met de aantekening dat hun historische beschrijving van Limburg de Hollandse incorrecte weergave is. De Limburgse posthistorie daarentegen zal wel kloppen. Men spreekt naast Belgische perikelen ook van Belgische bezetting, wat natuurlijk niet klopt, zie mijn boek Geef Limburg terug! Ook hun Hollandse propagandistische weergave van de Tiendaagse Veldtocht uit 1831 klopt voor geen millimeter, zie eveneens mijn voornoemde boek, waarin naast mijn eigen analyse aan de hand van feiten, ook de feitenanalyse van brigadegeneraal West is meegenomen. Als posthistorisch boek is het daarentegen een absoluut bewonderingswaardig naslagwerk.

Voor postbezorging in het Limburgse door de Rijkspost (Reichspost alias Thurn & Taxis) is het boek De Rijkspost in Limburg van J. Ickenroth, uitgegeven door de Nederlandse Vereniging van Poststukken- en Postzegel-verzamelaars in Arnhem aanbevelenswaardig.

Om enveloppes te kunnen analyseren is het nodig om een begrip te hebben van de postbezorging in de 19de eeuw. De bespreking hier beperkt zich tot ons oostelijk 'bronsgroen eikenhouten' Limburg met Maastricht als hoofdstad. Het macabere hierbij is evenwel dat Limburg ten tijde van de Duitsche Bond door Willem II en Willem III als een Nederlandse provincie de facto behandeld konden worden (ook al was de jure Limburg een soevereine staat, eveneens als Luxemburg dat ook bestuurlijk als een provincie behandeld werd). Dat betekent dat de Nederlandse wetten, postbezorging en politiek (ook de Tweede Kamerverkiezingen) in Limburg toegepast werden, ook al was het in strijd met de Deutsche Bundesverfassung (Duitse grondwet), gewoonweg omdat de Duitsche Bond het oogluikend toeliet. Met de kanttekening dat naast de Nederlandse post ook het Duitse Thurn & Taxis de post bezorgde in Limburg, zeker in de 18de eeuw en ook in 1814/1815. Of het daarna ook het geval was, heb ik momenteel (januari 2023) nog niet kunnen achterhalen.

Tijdens de Belgische revolutie was het vijf jaar lang (1830-1835) verboden post te verzenden tussen Belgie en Nederland. Dat was dus ook voor oostelijke Limburgers een probleem die, op dat moment Belgen zijnde, brieven wilden sturen aan Nederlanders. Die brieven werden egsmokkeld (sluikbrieven) of via correspondenten (menselijke doorgeefluiken) in Pruisen (hier: Nordrhein-Westfalen) doorgesluisd naar het ander land, in geval van Limburg dus Nederland (= buitenland!). Gedurende de jaren 1836-1839 werd de post over en weer gedoogd en normaliseerde na het tekenen van het Verdrag van Londen van 1839 (waarbij door de Belgen weliswaar oostelijk Limburg in weerwil werd teruggegeven aan Nederland (eigenlijk: het staatshoofd), maar op grond van Art. 5 van dat Verdrag van Londen vanuit Nederlands perspectief (ook al deed de toenmalige propaganda iets anders vermoeden) oostelijk Limburg juist niet aan Nederland of diens staatshoofd werd gegeven, maar juist aan de Duitsche Bond!).

Vanaf 1850 werd de post in Nederland geharmoniseerd en werd de Postwet van 1850 wederrechtelijk (feit!) ook toegepast in het Hertogdom Limburg (= Limburg uitgezonderd Maastricht en Venlo). Het komt niet elke dag voor dat je een boekje van de originele Postwet kunt bemachtigen, maar het is me gelukt. Anno 1850 waren er in Nederland 120 postkantoren. Allicht, zoals uit het boekje ook blijkt, is het bedoeld geweest voor de postkantoren, ook al kon men blijkbaar deze boekjes eveneens kopen. De postkantoren van de 'Maassteden' Maastricht, Roermond en Venlo (ook al ligt Roermond aan een zijrivier van de Maas, de Roer) existeerden al sinds de 19de eeuw. De postkantoren in Heerlen, Kerkrade, Vaals, Sittard en Weert werden in 1850 in gebruik genomen. De Rijkspost kreeg met de Postwet van 1850 het staatsmonopool op de post- met pakketbezorging. Het had nu ook een eigen logistiek, voorheen werd gebruikt gemaakt van externe private expediteurs (tegenwoordig: vervoerders), distributeurs (tegenwoordig: sorteercentra) en bestellers (tegenwoordig: postbodes). Vanaf 1850 was dat volledig in handen van de Rijkspost. Artikel 25 van de Postwet maakt een opsomming van toen gangbare expeditievervoersmiddelen die tot aan de Postwet de brieven en pakketten mochten vervoeren (de rijkspost had tot aan 1850 alleen postkantoren, geen eigen logistiek en geen eigen bestellers buiten de grote steden):
spoorwegen (nog redelijk nieuw, zeker voor de post), postwagens (= postkoetsen), diligences (kruising tussen postkoets en taxi), omnibussen (vergelijkbaar met hedendaagse bussen, maar dan door paarden getrokken), vrachtwagens alias vrachtkarren, stoomboten, trekschuiten, veerschepen (veerschuiten).

In artikel 26 van de Postwet 1850 werd het staatsmonopolie van de post geregeld, voortaan mochten andere partijen dan de staat geen post meer vervoeren en bestellen op straffe van gevang. Ook al varieerde die van 1 week tot 2 maanden, in een tijd dat er nog geen sociale dienst bestond had men aldus geen inkomen plus een verminderd aanzien, wat vernietigend was voor een ondernemer. Dat kon men zich niet permitteren.
De Postwet regelde ook hoe om te gaan met tarieven voor gedrukte stukken (muzijkpapier (muziekpapier = notenpapier), circulaires, marktbrieven, tijdschriften, berigten (berichten), aankondigingen etc.), tarieven voor dagbladen (couranten, nieuwspapieren etc.), monster van koopwaren (voorbeeldproducten), aangetekende brieven, geweigerde brieven, verloren gegane brieven, militaire brieven (voor rangen onder officier 5 cent, voor officiersrangen portvrij), postwissels (afzender betaalt bedrag op postkantoor, postwissel (papier) wordt verzonden naar ontvanger, en ontvanger kan op zijn postkantoor tegen vertoning van de postwissel het bedrag krijgen dat de afzender op diens verzendende postkantoor betaald heeft) maar ook de in opkomst zijnde postzegel als frankeermiddel (franco) werd verhandeld, ook al zou de introductie van de postzegel pas in 1852 plaatsvinden.
De Postwet beschrijft de port-tarieven, maar niet de franco-tarieven. Opmerkelijk, omdat beide bezorgingssystemen naast elkaar bestonden.
Zelfs met de introductie van de postzegel werd het port-systeem, en meest verbreide systeem, nog steeds gedoogd tot 1878 met de invoering van het internationale postverdrag.
Daarom komen we in de praktijk nog steeds brieven uit de 1850er, 1860er en 1870er jaren tegen met port ipv franco.

Overigens werden enkel de tarieven binnen Nederland verstrekt, voor buitenlandse tarieven golden internationale postverdragen tussen staten en representerende staten (zodat men niet met elke staat ter wereld een apart postverdrag moest tekenen).
Met de komst van het internationale postverdrag in 1878 en het ingeburgerd zijn van de postzegel kwam aan dit op het port- en bovenport- (tot aan de nationale staatsgrens) gebaseerde systeem van bilaterale internationale postverdragen een einde. Vanaf nu was alles franco (met de frankeerzegel ofwel postzegel).


 

 

Kunstwerk met de afbeelding van een diligence, getrokken door een zesspan, oordelend naar het middelste paard. Vijf paarden zijn te zien. Het paard midden achter lijkt dwars op de rijrichting te staan (hij heeft niet alleen zijn hoofd verdraaid). Op het dak liggen de goederen: bagage van de reizigers in het compartiment, plus paketten en waardepost. Gewone brieven werden met postkoetsen vervoerd.

 

Geporseleind kartonnen visitekaartje (ook wel porseleinkaartje genoemd) uit de negentiende eeuw van Gaebel & Wandel, Commission & Spedition (commissie en vervoer/transport) te Breslau (D). De term commissie heeft betrekking op het verkopen van goederen namens iemand anders. Dit soort particuliere vervoersbedrijven (expediteurs) vervoerden ook postpakketten. Als een pakket op dei wijze vevoerd werd, werd het door de expediteur afgestempeld met zijn eigen poststempel waarop de bedrijfsnaam stond (normaliter rechthoeking of ovaal). Niet verwisselen met bedrijfsstempels (met de bedrijfsnaam) van de firma-afzenders (normaliter rechthoeking of ovaal). Ook de positie op de vouwbrief of enveloppe geeft beperkt uitsluitsel, omdat beiden te vinden zijn linksonder of linksboven op de adresseerzijde van een vouwbrief of enveloppe. Soms staat een dergelijke stempel over het deel waar de uiteinden van de vouwbrief bij elkaar komen, of waar het lipje van de enveloppe over het brief-inschuifdeel van de enveloppe plakt. In dat geval is het een bedrijfsstempel, geen expediteursstempel.

Tegenwoordig vindt men dat nog in de boekenverkoop, waar een auteur zijn boek bij een boekhandel in commissie kan geven. In plaats van dat de boekhandel de boeken inkoopt (en zelf het volle risico draagt of hij de boeken verkoopt) mag de auteur enkele boeken in de boekwinkel neerleggen (of bij een online boekhandel toesturen) waarbij van de verkoop dan een bepaalde commissie gaat aan de boekhandelaar. De boeken die niet verkocht worden gaan na een vooraf afgesproken tijd weer retour naar de auteur.

 

HIER VERDER MET HET VERVOLG: OUDE BRIEVEN

 

 


 

 

 

 


©2012-heden, Henri Smeets